De populairste Engelse woorden 401 - 450

 0    50 flashcards    Engnl1000
tải về mp3 In chơi tự kiểm tra
 
câu hỏi câu trả lời
comes
he, she, it
She always comes to visit me.
bắt đầu học
komt
Ze komt altijd me bezoeken.
war
War is hell.
bắt đầu học
de oorlog
De oorlog is hel.
married
I've been married for twenty years.
bắt đầu học
getrouwd
Ik ben getrouwd sinds 20 jaren.
number
I don't have your number.
bắt đầu học
het getal, het nummer
Ik heb niet jouw nummer.
to happen
What happened?
bắt đầu học
gebeuren
Wat is er gebeurd?
to hurry
We need to hurry up!
bắt đầu học
zich haasten, haast hebben
We moeten ons haasten!
to fire
of "to sack"
I think they will fire him.
bắt đầu học
ontslagen
Ik geloof dat zij hem zal ontslagen.
quite
The weather is quite nice today.
bắt đầu học
nogal
Het weer is nogal mooi vandaag.
to fight
I always fight with my mother.
bắt đầu học
ruzie maken
ook: "vechten"
Ik maak altijd ruzie met mijn moeder.
to rest
You should rest.
bắt đầu học
rusten
Je moet rusten.
close
The bank is quite close.
bắt đầu học
dichtbij
De bank is nogal dichtbij.
to check
Attention, they check tickets here.
bắt đầu học
controleren
ook: "nagaan"
Aandacht, zij controleren kaartjes hier.
inside
Let's go inside.
bắt đầu học
binnen
Laten we binnenkomen.
to hurt
It hurts me.
bắt đầu học
pijn doen
Het doet me pijn.
half
It's half past six.
bắt đầu học
half
Het is half zeven.
probably
It will probably rain tomorrow.
bắt đầu học
waarschijnlijk
Morgen zal het waarschijnlijk regenen.
mr
Hello, mr. Smith.
bắt đầu học
meneer
Hallo, meneer Smith.
moment
It lasted just a moment.
bắt đầu học
het moment
Het duurde alleen een moment.
against
It's against the law to steal.
bắt đầu học
tegen
Het is tegen de wet te stelen.
girls
Not all the girls wear dresses.
bắt đầu học
meisjes
Niet alle meisjes dragen broeken.
makes
he, she, it
He always makes pancakes for breakfast.
bắt đầu học
maakt
Hij maaktt altijd pannenkoeken voor het ontbijt.
working
Present participle van "to work"
How long have you been working here?
bắt đầu học
werken
Hoelang werk jij hier?
exactly
That's exactly what I needed.
bắt đầu học
precies
Het is precies wat ik nodig had.
lady
This old lady wants to talk to you.
bắt đầu học
de dame
Deze oude dame wil met je praten.
women
meervoud van "woman"
Men don't understand women.
bắt đầu học
vrouwen
Mannen begrijpen vrouwen niet.
asked
Past simple en past participle van "to ask"
He asked about you.
bắt đầu học
vroeg, vroegen
Hij vroeg over je.
to set
Set the alarm for 7 am.
bắt đầu học
zetten
Zet de wekker op 7 uur.
boys
Boys usually play with cars.
bắt đầu học
jongens
Jongen spelen doorgaans met auto's.
taking
Present participle van "to take"
Are they taking medicines?
bắt đầu học
nemen
Nemen zij medicijnen in?
husband
Her husband is a pilot.
bắt đầu học
man
Haar man is piloot.
story
It's an interesting story.
bắt đầu học
het verhaal
Het is een interessant verhaal.
town
What's the name of this town?
bắt đầu học
de stad
Wat is het naam van deze stad?
chance
Give me one more chance.
bắt đầu học
de kans
Geef me nog een kans.
child
This child is so smart.
bắt đầu học
het kind
Dit kind is zo slim.
yours
Is this book yours?
bắt đầu học
van jou, jouwe
Is dit boek van jou?
important
It's important to drink a lot of water.
bắt đầu học
belangrijk
Het is belangrijk veel water te drinken.
whatever
Do whatever you want to.
bắt đầu học
wat
Doe wat je wilt.
different
I have this shirt in two different colors.
bắt đầu học
verschillend
Ik heb dit overhemd in twee verschillende kleuren.
trouble
I'm in trouble.
bắt đầu học
problemen
Ik zit in de problemen.
point
What's the point of this?
bắt đầu học
het doel
ook: "het punt"
Wat is het doel ervan?
deal
We made a deal.
bắt đầu học
de deal
We hebben een deal gesloten.
sister
How old is your sister?
bắt đầu học
de zuster
Hoe oud is jouw zuster?
goes
he, she, it
He goes to school in Warsaw.
bắt đầu học
gaat
Hij gaat naar de school in Warschau.
party
Let's organize a party.
bắt đầu học
het partijtje, het feestje
Laten we een partijtje organiseren.
week
There are seven days in a week.
bắt đầu học
de week
Er zijn zeven dagen in één week.
to walk
I like to walk in the forest.
bắt đầu học
wandelen, lopen
Ik ga graag wandelen in het bos.
daughter
Your daughter looks exactly like you.
bắt đầu học
de dochter
Jouw dochter lijkt wel heel op jou.
means
he, she, it
This means a lot to her.
bắt đầu học
betekent
Dat betekent veel voor haar.
honey
I love you honey.
bắt đầu học
de schat, het schatje
bijv. je man of vrouw
Ik hou van je, schat.
dog
I'm scared of this dog.
bắt đầu học
de hond
Ik ben bang voor deze hond.

Bạn phải đăng nhập để đăng bình luận.